Implantaten

Wanneer worden implantaten toegepast?
Een implantaat wordt vaak geplaatst als het maken van een normale prothese wel gaat maar dit niet (meer) de gewenste resultaten geeft. Bijvoorbeeld wanneer u klachten krijgt of blijft houden. Bij langdurig dragen van een kunstgebit blijft met name de onderkaak slinken. De onderkaak wordt minder
hoog en uw kunstgebit gaat steeds losser zitten. Het kunstgebit schuift hierdoor over het tandvlees met daaronder het kaakbot. Dit kan klachten veroorzaken.
Bij een controlebezoek kan uw tandprotheticus beoordelen of vervanging, aanpassing of plaatsen van implantaten noodzakelijk is. Als
uw klachten van dien aard zijn en de onderkaak zo laag is dat van de eerste twee geen sprake is, dan zal uw tandprotheticus u doorverwijzen
naar een tandarts-implantoloog of kaakchirurg. Voordat er een nieuw kunstgebit gemaakt wordt, dienen eerst de implantaten geplaatst
te worden. Bij bijna iedereen is het mogelijk om implantaten te plaatsen, al gelden voor een goed resultaat wel een aantal voorwaarden. Zo
moet er genoeg kaakbot aanwezig zijn om het implantaat in te verankeren. Bovendien is het van belang dat uw kaakbot en tandvlees
gezond zijn. Roken en overmatig alcoholgebruik kunnen het succes van het implantaat nadelig beïnvloeden.
Wat is een implantaat?
Een implantaat kunt u vergelijken met een
kunstwortel, die als een schroef in de kaak
wordt geplaatst. Deze komt op de plaats
waar vroeger uw tanden en kiezen stonden.
Meestal wordt niet voor iedere tand een implantaat
geplaatst. Om een kunstgebit goed
te kunnen dragen zijn twee tot vier implantaten
voldoende.
Een implantaat wordt meestal gemaakt van
zuiver titanium en heeft een keramische buitenlaag.
Dit zijn beide materialen die het
lichaam niet afstoot. Een implantaat heeft
een doorsnee van ongeveer vier millimeter
en is tien tot zestien millimeter lang. Een implantaat
wordt onder plaatselijke verdoving
geplaatst.
Zelden is een implantaat in de bovenkaak
nodig; implantaten in de onderkaak komen
veelvuldig voor. Als uw kaak genezen is van
de ingreep en het implantaat in het bot vastzit,
biedt het implantaat houvast aan uw uiteindelijke
kunstgebit.
De tandprotheticus en de
implantoloog
De tandprotheticus werkt op het gebied van
implantologie nauw samen met de tandartsimplantoloog
of kaakchirurg. Zij maken duidelijke
afspraken en verwijzen u voor specifieke
handelingen naar elkaar door, zodat u
precies weet waar u aan toe bent.
In de meeste gevallen bezoekt u eerst uw
tandprotheticus. Na beoordeling van uw
mond of uw huidige kunstgebit, kan het
zijn dat uw tandprotheticus constateert dat
de houvast van het ondergebit zo slecht is
dat implantaten een betere oplossing voor
u zijn. Meestal zit het ondergebit te los, omdat
de kaak ver geslonken is. Er is dan geen
hoogte meer om een ‘normaal’ kunstgebit
op vast te houden.
Wanneer u instemt om in de onderkaak implantaten
te laten plaatsen dan verwijst uw
tandprotheticus u schriftelijk door naar de
tandarts-implantoloog of kaakchirurg waarmee
hij samenwerkt.